`Hoorde u me zingen?’ vraagt het meisje als ik de deur heb geopend. Zingen? Ik heb niemand horen zingen en tegelijkertijd voel ik lichte paniek, want als er voor de deur gezongen wordt, moet ik met snoepgoed komen en dat heb ik niet in huis. Ik herinner me trouwens niet dat er deze dagen iets gevierd wordt dat mensen zingend langs de deuren drijft. Ik zeg dat ik het niet heb gehoord. Het meisje zegt: `Toch zong ik.’ Ze is een beetje leeftijdloos, misschien een jaar of achttien, maar ouder kan ook.
Radio 1 op zondagochtend is altijd zeer aan me besteed. Van natuur tot geschiedenis. Gisteren sta ik een kopje George Clooney-koffie te maken (nog steeds in de hoop dat er iets van George Clooney in me vaart) terwijl ik een gesprek hoor met een Vlaamse klimaatdeskundige. Aanleiding is uiteraard de klimaattop in Parijs waarvan ik de ontwikkelingen maar vaag heb gevolgd, wat ik mezelf verwijt want ik weet net als iedereen donders goed dat het klimaat ons enorm aangaat.
Hoe iets `cultureel erfgoed’ wordt, weet ik niet. Uiteraard kan ik dat opzoeken, maar soms heb ik niet het geduld iets op te zoeken, terwijl ik het toch een mooie aanduiding vind, cultureel erfgoed. Het moet hoe dan ook iets zijn wat niet verloren mag gaan, anders loopt onze identiteit of geschiedenis of beschaving een deuk op. Zo nu en dan hoor ik dat er bijvoorbeeld een monument of landschap tot cultureel erfgoed is verklaard, en dan knik ik instemmend. Dat doe ik niet nu vuurwerk dat consumenten met Oud en Nieuw afsteken, cultureel erfgoed is geworden.
Nederland is aan het veranderen. Gordon stopt met zingen, om maar eens wat te noemen. Binnenkort verdwijnen de kiloknallers wellicht uit onze supermarkten, om nog maar eens wat te noemen. Zonder dat ik kan zeggen hoe het precies zit, zie ik een vaag verband tussen die twee veranderingen. Als ik Gordon hoor lachen, denk ik altijd: als een kiloknaller kon lachen, zou die zo lachen. Nu valt er voor wat er in een kiloknaller zit weinig te lachen, maar dat bedoel ik dus. Andere belangrijke verandering is dat de postbode meer taken krijgen.
Uiteraard bel ik de wegenwacht alleen maar als het echt noodzakelijk is. En als hij dan arriveert – het is tot nu toe altijd een man- ben ik ontzettend blij met zijn komst. De wegenwachter vindt die blijdschap prettig. Dat is aan ons beiden te merken. We begroeten elkaar opgelucht en dan werpt hij een geruststellende blik op mijn auto. Wat ik ook ga zeggen, het kan echt geen probleem zijn. Er is iets met de accu aan de hand. Die analyse had ik nooit zelf kunnen maken, maar toen ik een paar dagen geleden bij een tankstation stilstond, deed de auto het niet meer.
Dat het meeste voorbijgaat zonder sporen achter te laten, is misschien niet iets waar we ieder moment van de dag bij stilstaan, maar zelf denk ik er vaker aan dan ik wil. Het zijn van die momenten die zorgen voor een stilte waarmee ik nauwelijks uit de voeten kan, terwijl ik toch van stilte houd. Maar hier gaat het om een stilte die veel onbelangrijk maakt. Zondag komt in het avondnieuws het bericht dat de actrice en zangeres Yoka Beretty is overleden, 87 jaar oud. Heb ik altijd een fantastische naam gevonden, Yoka Beretty. Maar wat wéét ik nog van haar?
Zaterdagochtend ligt er een forse stapel kranten en bijlagen van kranten op tafel. Daarachter zit ik. Buiten waait het onrustig, de hemel is in de war. Ik sla een willekeurige bijlage open en begin aan een artikel waarboven staat `Zo overleeft u de kerstborrel’. Een van de adviezen is een groepje op te zoeken, ja, dat het handig is je aan te sluiten bij een gezelschap met minstens één bekende, maar je moet daar niet staan te zwijgen. Ik merk dat ik knik.
Woensdag stond er in deze krant een woord dat me enorm bezighoudt. Dan bedoel ik uiteraard wat het woord betekent, hoewel het woord zelf ook wel iets lekkers heeft, ja, iets soepels en brutaals, hier komt het: lummeltijd. Het stond in een artikel over drukte. Daarin viel te lezen dat we soms niet goed bezig zijn met onze tijd. We willen veel te veel, we plannen veel te veel. Tegelijkertijd willen we stress voorkomen en dat doen we soms zo fanatiek dat we daarvan ook weer in de stress schieten. Kortom, niet best.
Het is geen kwestie van verdringen, geloof ik, maar ik ben nooit zo met ouder worden bezig. Toch kan het me overvallen en dat komt vooral door anderen. Het is alweer een tijd geleden, maar ineens schrok ik een tikkeltje toen de dochter van een vriendin `dag meneer’ tegen me zei. Ik dacht bij mezelf: zo’n meneer ben ik toch niet. Waarom ik dat dacht, wist ik ook niet. Niet lang daarna gebeurde het dat iemand in de bus voor me opstond: `U kunt hier zitten, hoor.’ Om die woorden hing een doffe glans van vertedering.
Sommige dingen die je niets zeggen, kun je ineens terugzien en dan wil je er iets van denken, maar je weet niet wat. Bijvoorbeeld: Rubiks kubus. Iedereen zal het ding weleens gezien hebben. Eerst demonteren en daarna weer in elkaar zetten, kleur bij kleur. Kan de kubus niet eens uitleggen. Begin jaren tachtig had bijna iedereen er een. Kwam je ergens binnen en ja hoor, altijd zat er wel een persoon met die kubus te mieren, terwijl er iemand anders met jeukende vingers meekeek. `Hier, probeer maar,’ zeiden ze dan tegen mij.