Tegen het woord `knaller’ voel ik altijd verzet, in wat voor samenstelling dan ook. Kiloknaller bijvoorbeeld. Of, ik las het deze dagen, kerstknaller. Gaat dan niet om vuurwerk, maar om een nieuw kerstlied dat onmiddellijk populair wordt en dat we allemaal mee kunnen zingen. Ik weet nog niet of ik aan zo’n lied behoefte heb, maar wel dat ik hier thuis nooit zal zeggen: `Zeg, zet de kerstknaller nog even op.’ Om vervolgens tijdens het beluisteren ervan emotioneel naar de kerstboom te staren. Tijdje geleden belde een vage kennis op.
Pas een paar dagen voor Kerstmis kwam bij ons de kerstboom in huis. Over mijn kindertijd heb ik het nu. Als volwassene heb ik geen kersttijdpad, het is maar wat het beste uitkomt. Nu heb ik nog steeds geen boom. Wordt waarschijnlijk morgen, dus –maar dat besef ik nu pas- zoals mijn ouders gewend waren. Dat vond ik wel goed, eerlijk gezegd, nog steeds. Bijna overal stónd er al een en wij mochten nog. `Mochten’ want de traditie was een cadeau van de donkere dagen. En nogal een gebeurtenis. Op tafel stond en lag alles klaar. Mijn ouders gingen samen een boom kopen.
Waarschijnlijk was ik te overhaast toen ik meende dat ik al voldoende had nagedacht over de kerstborrels. Voornaamste conclusie: vooral mijden. Deze krant heeft op zaterdag een magazine. Ik bewaarde dat van vorige week waarin staat hoe je op kerstborrels om moet gaan op mensen op wie je niet zit te wachten – of staat te wachten, in dit geval. Er worden ook tips gegeven hoe van ze af te komen.
De Nijmeegse hoogleraar Bas Bloem en zijn team zeggen dat Poetin loopt zoals hij loopt, om zijn hand bij zijn pistool te houden. Dus in een holster op of in de buurt van de rechterheup. Als hij loopt is zijn linkerarm wel in beweging, maar de rechter- hangt stram naast zijn lichaam. Engelse collega’s van professor Bloem dachten eerst aan Parkinson, maar toen ze Poetin wat beter bestudeerden, wisten ze al snel dat het dat niet kon zijn. Premier Medvedev loopt ook zo. Andere mannen in dezelfde sfeer ook.
Kan best zijn dat eind van deze week niemand nog aan Anouchka van Miltenburg denkt. Nog even en dan worden er weer jaaroverzichten uitgezonden. Daarin zal ze voorkomen en misschien wordt dan weer gezegd dat ze in de parlementaire geschiedenis de tweede Kamervoorzitter is die voor de finish moest opstappen. En dat deed ze ook nog aan het einde van een zaterdagmiddag. Iedereen heeft dan iets anders aan zijn hoofd, boodschappen uitpakken, met een grote borrel en een zak doppinda’s op de bank liggen, misschien de boel een beetje opruimen, dat soort werk.
Regelmatig wenst iemand me `Alvast fijne feestdagen’ toe. Dit gebeurt zelden monter. Nee, er wordt een beetje bedenkelijk bij gekeken: we noemen het wel feestdagen, maar zijn het ook feestdagen? En als het inderdaad feestdagen zijn, bedoelen we dan `fijne’ feestdagen? Die gunnen we elkaar natuurlijk enorm, maar wanneer zijn fijne feestdagen echt fijne feestdagen?
Het is een vrolijk bestelbusje, niet alleen door de kleur, tomaatrood, maar ook door wat er allemaal op afgebeeld staat: glazen waarin champagne bruist, dansende clowntjes, bloemen, ballonnen. Ik zag dat allemaal toen het busje me zojuist passeerde. Het is inmiddels gestopt en er stapt een grote man uit die zich langzaam beweegt, met tegenzin, lijkt het, en met hangende schouders. Hij loopt naar de achterkant van het busje, opent de achterdeur en grijpt een tros lichtblauwe ballonnen naar buiten. Die zijn ergens besteld, vermoed ik.
Dolgraag zou ik held zijn. Denk ik niet dagelijks, maar wel toen ik las dat Prof. mr. Pieter van Vollenhoven woensdag Prof. mr. Pieter van Vollenhoven Penningen heeft uitgereikt aan negen helden. Ik wist niet dat die penning bestond en als ik zeg dat ik dolgraag held zou willen zijn, in ieder geval één keer, dan gaat het me niet om die penning. Dat soort beloningen interesseren me niet. Ik hoef geen officiële erkenning. Dat ik zelf weet dat ik held ben is me genoeg.
De eerste vraag die in de Nationale Wetenschapsquiz wordt gesteld, is al gepubliceerd, met medeweten van de makers – het is dus geen lék. De quiz wordt op kerstavond uitgezonden, ik hoop dat ik kan kijken, maar tijdens die dagen weet je niet meer wat kan en wat niet: net als iedereen word ik dan ook geleefd – daar heb ik bezwaar tegen, maar met zo’n bezwaar kun je nergens heen. Je kunt je hooguit voornemen volgend jaar álles anders te doen, bijvoorbeeld geen énkele afspraak op de kerstdagen te maken, te beginnen bij kerstavond. Maar ja.
Soms dwaal ik op internet door oud televisieamusement, de programma’s van de generatie van mijn ouders. Dat doe ik niet om de tijd te doden – tijd laat zich bovendien niet doden – maar om die tijd te begrijpen, want dan begrijp je ook weer iets meer van de tijd die daarna kwam. Amusement kan veelzeggend zijn. Toeval of niet, in 1961 werd vandaag voor het eerst het programma Top of Flop uitgezonden, op mijn negende verjaardag, maar ik zag het niet, want we hadden nog net geen televisie.