Als democraat zit ik met veel in mijn maag. De meeste van die kwesties komen voort uit de vraag: wat nu te doen? Die vraag kan nuttig zijn, niet altijd. 6 april. Het referendum over Oekraïne. Toen het referendum voor het eerst ter sprake kwam, in een praatprogramma, lette ik niet goed op. De keren daarna ook niet. Ik dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen. Gewoon een ideetje, over een paar weken weer vervlogen. Dat kwam vooral door de woordvoerder van de initiatiefnemers, Jan Roos.
Al twee keer overkwam het me, kort achter elkaar: ik loop van het station naar huis en heb een bos bloemen bij me. Die heb ik gekregen van de organisatie waar ik eerder op de dag voorgelezen heb uit mijn boeken en daarover iets heb verteld. Ik krijg daar geld voor, maar ook bloemen. Of wijn. Het zijn bijna altijd nogal lelijke bloemen, maar dat vind ik niet erg, want niets is écht lelijk, je moet soms alleen een beetje beter kijken. Goed, met die bloemen loop ik dus naar thuis. Ik doe altijd mijn best ze op en waardige manier vast te houden.
Graag sta ik vroeg op, pak de ochtendbladen van de deurmat, zet de radio aan, kopje koffie erbij, kijk een tijdje naar de lege straat, haal diep adem en begin dan echt aan de dag. Ik hoor iemand iets zeggen op de radio, maar stuit dan op een verschijnsel dat zich de laatste tijd vaker voordoet. Of andere mensen er last van hebben, weet ik niet. Wat ik wil zeggen is dat ik soms geen contact kan krijgen met de informatie die tot me komt. Neem bijvoorbeeld wat er op de radio gezegd wordt. Ik hoor het heus wel, maar heb geen idee waarover het gaat.
Europese afspraken zijn bepaald geen huis-tuin-en-keuken-afspraken. Je gaat bijna automatisch rechtop zitten, terwijl je kijkt alsof je je zondagse pak aan hebt. Ik weet niet hoe vaak er Europese afspraken gemaakt worden, maar knik instemmend nu ik lees dat een Europese afspraak inhoudt dat rookwaren er steeds angstaanjagender uit gaan zien. Ik rook zelf niet en vindt dat iedereen het zelf moet weten, maar als er toch al ernstige waarschuwingen op de verpakkingen staan, mogen ze rustig nog ernstiger worden.
Lang geleden dat ik in een huis was dat `een huisje’ wordt genoemd. In Nederland in dit geval. Wel in het buitenland, maar daar blijft een huis meestal een huis. Ik heb het over een vakantiehuisje, een huisje dat altijd een wat vluchtige uitstraling heeft. Daar schrijf ik dit stukje, terwijl de storm tegen de ramen raast. Op Texel. Er moet iets met je aan de hand zijn als je daar in januari in `een huisje’ gaat zitten. Ik ben er om `artistieke redenen’. Met een filmploeg. Die film gaat min of meer over mij, maar daarover ga ik nog niets zeggen. Komt nog wel, misschien.
Het apotheekgesprek is ook altijd een puntje. Ik bedoel niet het gesprek dat je met de medewerkers moet voeren, nee, je komt een vriend of bekende tegen. Net als in een ziekenhuis ben je terughoudend met je directe belangstelling. Misschien heeft de andere wel helemaal geen zin om over het doel van het bezoek te praten. Snap ik wel. Ook al heb ik iets vaags, ik houd het liever voor me. Als je het gaat uitspreken, lijkt het meteen veel meer dan het misschien is. Woorden maken het meeste groter.
In de trein van Amsterdam naar Nijmegen komt kort na vertrek een man de coupé binnen aan wie te zien is dat zijn leven niet helemaal op orde is. Hoe zie je dat? Ik weet het ook niet precies, maar geloof dat er zich een afstand manifesteert tussen hem en de werkelijkheid. Dat is te merken aan een wat boze, verwilderde blik en een erg losse dynamiek. Jaar of vijftig, schat ik. Hij heeft een grote tas bij zich die hij hard laat vallen naast de zitplaats waarop hij zich neerlegt – dat het woord, het lijkt niet op zitten wat hij doet: hij is duidelijk enorm vermoeid.
De vrouw van een vriend is onlangs regelmatig, ik geloof dagelijks, gaan breien. Daar had ze nooit tijd voor, ze heeft een erg drukke baan, maar ze doet het om tot rust te komen. De vriend zegt: `Het werkt.’ En hij houdt iets omhoog wat ze pas gebreid heeft: een pannenkoek. Van wol dus. Heb ik over gehoord: dat er veel nutteloze, grappige dingen gebreid worden, gebreide taartpunten, gebreide lippenstiften, enzovoort. Ik wil `leuk’ zeggen, maar zeg het niet, want weet niet of ik dat vind. Wat heb je nu aan een pannenkoek van wol?
Donderdag was het Wereldknuffeldag. Wist ik niet. En als ik het wel geweten had, was ik lekker binnen gebleven. Ik houd van voelbare genegenheid, maar koppel die graag los van knuffelen. Komt ook door het woord. Als je het drie keer achter elkaar uitspreekt, val je een beetje uit elkaar. Vergelijkbaar met knabbelen ( `Iemand een zoutje?’) en smikkelen. Het is persoonlijk uiteraard, maar ik kan er echt niet tegen. Natuurlijk weet ik wat de bedoeling is, maar als ik behoefte tot knuffelen voel, moet ik me meteen losmaken van dat woord.
Iedereen die weleens in Volendam komt, kent hotel Spaander. Deze week kwam het bericht dat het hotel de toiletten sloot voor Aziatisch gasten, want die maakten er een smerige bende van. Heel raar, maar ik ben dan zo nieuwsgierig wat die Aziatische gasten dan precies deden. En hoe het moest met die Aziatische gaten als ze in het hotel logeerden, want waarom zouden ze dat niet doen – het is een prachtig en gezellig hotel met veel kunst aan de muren. Maar het ging dus om Aziatische dagjesmensen die het hotel bezochten om een kopje koffie of zoiets.