Graag zie ik dat het vroege ochtendprogramma gepresenteerd wordt door Roos Moggré. Ze heeft iets zorgeloos, ook als ze een ernstig bericht te melden heeft. Dat ernstige bericht wordt er niet minder ernstig door, maar je weet: nog even en we zijn het alweer vergeten, sterker nog: misschien lachen we er wel om. In het leven van Roos Moggré wordt vast vaak gelachen.
Boter, Kaas & Eieren. Dat staat er in grote letters op het linnen tasje waarin ik mijn sportkleding in de vroege ochtend naar de fitnessclub vervoer, Het is een kort traject waarbij ik lichte steun behoef. Dat klinkt een beetje treurig, maar de vraag waarmee ik bezig ben, kan me beklemmen. Gelukkig zie ik de vrouw die ik vaker passeer terwijl ze met haar hond hardloopt. Ze zal iets jonger dan ik zijn en heeft zeer geavanceerde sportkleding aan. Ze kan bij wijze van spreken zo gelanceerd worden naar een niet al te verre planeet.
Dertien jaar geleden deed ik rijexamen, zeven keer om precies te zijn. De eerste vijf keer begon de examenrit bij een nare kantoortoren van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, de laatste twee keer was het startpunt een wegrestaurant in een bosrijke omgeving. Het woord `faalangst’ viel niet. Na vijf mislukkingen ging je gewoon naar het wegrestaurant. Wel werd er over de examinatoren gezegd dat ze goed konden omgaan met nerveuze rijders. Ik lees dat het rijexamen voor faalangstige mensen steeds populairder wordt.
De volgende week gaan Geert Wilders en zijn aanhang verzetsspray uitdelen. In Spijkenisse, want ze willen protesteren tegen de opvang van meer vluchtelingen daar. Het liefst waren ze met pepperspray gekomen, maar dat is verboden, wat ik trouwens niet wist, maar uiteraard wel had moeten weten. De verzetsspray is een alternatief. Uit het spuitbusje komt een kleurstof. Vrouwen moeten het gebruiken wanneer ze belaagd worden door, wat Wilders noemt, `islamitische testosteronbommen’. Zouden er trouwens ook niet-islamitische testosteronbommen zijn?
Er zijn verschillende verklaringen voor de mysterieuze geluiden die op sommige plaatsen in Nederland te horen zijn. Vooral als het stil is, niet helemaal stil dus. Ze werden laatst in een radioprogramma uitgezonden en natuurlijk dacht ik meteen aan een film waarvan de titel me niet te binnen wil schieten, waarin de aarde bezocht werd door een ruimteschip dat afkomstig was van een andere planeet. Dat is trouwens één verklaring: buitenaardse signalen. De ruimtevaartorganisatie Nasa, een instituut met autoriteit, wijst erop dat de aarde kan zingen, wat ik mooi gezegd vind.
Eigen schuld. Maandag begon ik hier over wintersport en dan blijf je aan zoiets hangen. Zo kwam er een lijstje op mijn weg waarboven `Coole wintersportgadgets’ staat. Ligt naast me op mijn bureau en soms spreek ik de twee woorden uit, gewoon zomaar: coole wintersportgadgets. En dan haal ik diep adem en kijk naar mijn kleine binnenplaats waar niets gebeurt en de tijd geen voortgang kent. Maar door die woorden in mijn mond te nemen, heb ik toch het gevoel contact te hebben met een toekomst waarvan niet had kunnen denken dat die bestond.
We hebben het gisteren en eergisteren gemerkt: wat is er veel over David Bowie te zeggen, zo veel dat het nauwelijks is te doen. Ieder artikel dat ik over hem las, was te kort, alles wat ik over hem hoorde te weinig. Maandagochtend rond een uur of acht hoorde ik over zijn dood. Ik was de column aan het schrijven, wilde daar onmiddellijk mee stoppen om iets over David Bowie te maken, maar wist niet waar ik moest beginnen. Ja, begin jaren zeventig toen hij ineens in mijn leven straalde. Afgelopen dagen vroegen we ons vaak af welk album we het beste vonden.
Vaak hoor je iets terwijl je je afvraagt waarom je er niet eerder over hoorde. Gisterochtend bijvoorbeeld, op de radio rond half acht. Onderwerp was een low budget-restaurant (discount-restaurant), dus een restaurant voor mensen die weinig geld hebben of weinig geld aan restaurantbezoek willen besteden.
Zaterdagochtend hoorde ik op de radio dat wintersporters die uit Oostenrijk terug naar Nederland wilden, in een file stonden bij de Duitse grens. Mag natuurlijk niet, maar ik knik dan een beetje spinnend, blij dat ik niet in die file staat. En ook blij dat ik niet in Oostenrijk ben geweest om daar aan wintersport te doen. Ik ben niet goed in wintersport, terwijl ik het in principe een sympathieke vrijetijdsbesteding vind. Lekker buiten ook. Maar ja, ik krijg de ski’s niet eens aan.
In het ziekenhuis waar ik zo nu en dan moet zijn, is sinds vorig jaar zomer een nieuw computersysteem in gebruik. En met in gebruik bedoel ik dat het eerst in werking moest treden en vervolgens hanteerbaar worden. Heb er geen verstand van, vat het zo kort mogelijk samen. Alles heeft voor- en nadelen. Nadeel was dat er vanaf de zomer tot diep in de herfst geen afspraken konden worden gemaakt, wat lastig is voor een groot ziekenhuis in een grote stad. Toen dat weer wel kon bleek het personeel er moeilijk mee om te kunnen gaan, wat het personeel niet te verwijten valt.