We bezoeken het Palingsoundmuseum in Volendam, vier vrienden en ik. Het bevindt zich op een zolder boven een palingrokerij waaraan een restaurant verbonden is waar je vooral paling kunt eten. `Klein maar fijn,’ zegt de vrouwelijke ober bij wie we de kaartjes kopen. En: `Het licht gaat vanzelf aan als jullie boven komen.’ Het is een knus, iets te warm, maar informatief museum. Als we even later beneden paling zitten te eten, vertelt de vrouw van zojuist ons ongevraagd hoe het met Piet gaat, ooit zanger van The Cats, godfather van de palingsound.
De conductrice is in een andere coupé met een reiziger in gesprek. Ik zie alleen haar achterkant, maar weet toch zeker dat ze alles te maken heeft met de lente die eindelijk echt begint te popelen. Ook is het duidelijk dat de reiziger iets niet goed geregeld heeft. Soms is dat ook moeilijk. De conductrice is nu al een minuut of vijf met hem bezig – ik zie hem niet, maar vermoed dat het een man is. Ik houd de boel een beetje in de gaten, want misschien wordt de conductrice dadelijk wel belaagd.
Als we wachten in de wachtruimte van een polikliniek, is ons wachten anders dan in bijvoorbeeld de wachtruimte van het gemeentehuis. Sta je haast nooit bij stil, maar toen ik gisteren in het gemeentehuis zat, viel het me op, ook omdat ik hiervoor werkelijk álle tijd had. In de polikliniek zijn we in een andere stemming. Ons lichaam heeft een gebrek, faalt en behoeft zorg. In het gemeentehuis is dat misschien ook het geval, maar daarvoor zitten we daar niet. Nee, we hebben iets nodig, een document, een vergunning en we weten dat zoiets niet zómaar gaat.
Een linkse vuist – dat hoor ik altijd graag. Ik lees dat de voorzitter van de PvdA, Hans Spekman, en Femke Halsema, voorheen in de top van Groen Links, die vuist graag willen. Femke Halsema heb ik hoog, ook om redenen die ik binnen de beperkte ruimte van dit stukje niet uiteen kan zetten. De heer Spekman en ik komen elkaar weleens tegen en dan groeten we elkaar of we een aangename afspraak hebben zonder dat we ons kunnen herinneren wat die ongeveer behelst. Ik bedoel: er is een soort band. Kan me dus voorstellen dat ik ook aan tafel zat toen het over die vuist ging.
Erg vaak denk ik: te laat, had ik eerder moeten weten of had eerder bekend moeten zijn. Ik lees nu dat zittenblijven geen zin heeft. Op school dus, maar dat zal duidelijk zijn, want waar anders kan een mens gedoemd zijn tot zittenblijven? Ik zie ook nu pas dat het één woord is, een log woord waarin nauwelijks beweging zit. De Inspectie van Onderwijs heeft dat onderzocht, dus dan is het waar. Aan mijn schooljaren denk ik met gemengde gevoelens terug. Het leven eromheen beviel me, maar dat kan ik niet zeggen van de lesuren.
Sommige dingen zijn zo lelijk dat ze juist daardoor ook iets aantrekkelijks hebben. `Dingen’ zie ik ruim, ook straten en gebouwen. Als iemand zegt dat iets niet om aan te zien is, ga ik toch even kijken, want het is door mensen gemaakt en die mensen hebben erover nagedacht, misschien met elkaar over gesproken, ik bedoel: het is niet zómaar ontstaan. Ik krijg ook weleens een lelijk ding, bij wijze van cadeau. Het wordt me niet gegeven om me te tergen, nee, het is een verrassing en afkomstig uit een ver land, waar men andere opvattingen heeft over wat mooi is en wat niet.
Vaak zit ik in de trein, maar nog nooit maakte ik mee dat de conducteur werd bedreigd of aangevallen. Afkloppen. Dikwijls vraag ik me af wat ik zou doen. Ik ben niet laf, maar me wel bewust van mijn beperkingen. Ik heb, wat dan heet, een stevig postuur, maar mis de vaardigheid dat trefzeker te exploiteren. Maar er komt hulp. De stichting waarvan Pieter van Vollenhoven voorzitter is, vindt dat burgers geleerd moet worden zich krachtig in te zetten. Het voorstel is een cursus. Het doel van die cursus is een gang van zaken die uit drie stappen bestaat: 1.
Het is een woord dat ik niet graag opschrijf of uitspreek: graaicultuur. Toch al de tweede keer dat ik het doe. Een paar weken geleden op deze plek ook al. Ik lees er zelfs niet graag over. Daarom mis ik ontwikkelingen, maar ineens trekken de kranten me er weer middenin. Graaicultuur. Wat me in het woord zo tegenstaat dat de twee delen waaruit het bestaat, weinig met elkaar te maken hebben. Vind ik. Dat ik me er echt over opwind, kan ik niet volmondig toegeven, maar dat komt vooral doordat de graaiende mannen zichzelf zo te kijken zetten.
Er zijn dingen die je minstens één keer gedaan moet hebben, voor de zekerheid een paar keer, om te beseffen waarom alles is zoals het is. Voorbeeldje: in ons deel van Europa zijn geen grenzen meer, maar nog niet zo héél lang geleden wel. Bij sommige grenzen konden douaniers lastig zijn, zeker als je auto geen solide uitstraling had en jijzelf ook niet.
De werking van het geheugen interesseert me dagelijks. Vandaag is het Goede Vrijdag. Misschien is het moeilijk uit te leggen waarom deze dag zo heet, maar niet wat we herdenken: de dood van Jezus. Hij stierf om drie uur aan het kruis. Tijdens mijn schooltijd werd dit gruwelijke verhaal gedetailleerd verteld en ook dat hij dat deed voor ons, lijden en sterven. Dat laatste begreep ik toen niet, later wel. Ik kan het zelfs uitleggen aan mensen die er niets vanaf weten.