Het moet een gat in de markt zijn: een kalender waarop de dagen te zien zijn die speciaal zijn. Nu is iedere dag speciaal, voor wie wil, maar ik bedoel dus een dag als gisteren: toen was het Internationale Knuffeldag. Wist ik niet. En nu ik dit noteer, ben ik, geloof ik, blij dat ik het niet wist, want wat te doen? Ik doe graag mee met alles wat het leven mooi maakt, ben dus ook bereid internationaal te knuffelen, maar heb een klein probleem met het woord: ik spreek het niet graag uit.
Het woord `wauweffect’ kende ik niet. Ik kwam het gisteren tegen in een artikel over voedsel. Daarin stond dat de hotelketen Van der Valk ook versmarkten gaat starten. En zo’n versmarkt moet een wauweffect hebben, omdat daar `aan alles is gedacht’. Iets in mij zegt dat ik niet zo snel naar die versmarkt zal gaan, maar het woord houdt me bezig. Ik weet nog niet wat ik ervan vind, maar wel dat ik een groot voorstander ben van het bedoelde effect. En dan niet alleen in een versmarkt, maar in het dagelijks leven als geheel.
Klein leed kan me soms monter stemmen. Dan heb ik het over leed waar niemand last van heeft. Misschien zelfs niet degene die het leed wordt aangedaan. Ja, het is wel leed, maar het is te overzien. En leed dat te overzien is, moeten we maar nauwelijks als leed beschouwen. (Als je een paar keer achter elkaar `leed’ noteert, zoals nu, wordt het een woord van niks. Net zoals `vork’. Of `tuitje’.) Het leed begint bij Sonja Bakker, die nog steeds afslankgoeroe wordt genoemd. Lang niet meer aan haar gedacht. Wist ook niet dat ze nog steeds actief was, als afslankgoeroe dus.
Blauwe Maandag, dat is het vandaag, de deprimerendste dag van het jaar. Vaak wordt het in het Engels gezegd, Blue Monday, want dat klinkt beter, beetje verder weg, maar Blauwe Maandag is ook oké. Moest even opzoeken waarom het ook alweer een nare dag is. Slap schokje van herkenning: van goede voornemens is niets terechtgekomen, geld is op, het jaar duurt nog lang, de vakantie is pas over een paar maanden, dat soort kwesties. Met die vakantie valt het volgens mij wel mee, want half Nederland gaat spoedig `naar de sneeuw’, zoals dat altijd lekker nonchalant genoemd wordt.
Altijd geef ik mezelf een opdrachtje mee. Als ik bijvoorbeeld naar de supermarkt loop, traject van een minuut of acht, wil ik het begin hebben van een lezing die ik overmorgen geef. Voordat ik door de huisarts word geroepen, moet ik in zijn wachtkamer de eerste twee zinnen van een column voor de krant klaar hebben. Dat soort dingen. Nog nooit heb ik me verveeld in mijn leven, maar ik geef me daar ook de kans niet toe. Zou ook een opdrachtje kunnen zijn: weten wat het is me te vervelen. Nee, toch maar niet, zonde van de tijd.
Inmiddels weet ik natuurlijk welk reclamespotje de Gouden Loeki won, maar gisteravond heb ik niet gekeken, want waarom zou je naar zoiets kijken? Wel vroeg ik me af waarop ik zou stemmen. Ik moet wel meteen bekennen dat ik zelden aandachtig kijk naar die filmpjes. Zeer lang geleden was er een reclame die ik leuk vond. Dan ging er iets verschrikkelijk mis en op het eind hoorde je: even Apeldoorn bellen. Eerlijk gezegd weet ik niet meer waarom je dat moest doen, ja, vanwege een verzekering, maar welke, geen idee. Jammer dat ze daarmee niet zijn doorgegaan.
Een dingetje. Zo zeg ik het altijd. Dat ik even voor een dingetje in het ziekenhuis was. Een dingetje hoort er nu eenmaal bij. Maar een dingetje wordt al gauw een ding. Dat komt door de medische molen. Die begint te draaien en jij draait mee. En je kunt er niet uit, net zoals je niet uit een rijdende trein kunt stappen. Daarom worden we allemaal andere mensen zodra we de drempel van het ziekenhuis over zijn.
Gisterochtend hoorde ik een interview met de assistente van couturier Frans Molenaar die vorige week overleed. Zijn dood werd gisteren officieel bekend gemaakt. De vraag aan de assistente was: `U was bij zijn laatste uren, hoe beleefde u die?’ Op de vraag hoe we iets beleven moet onderhand een lichte taakstraf komen. De assistente kon het niet precies zeggen, zocht ongemakkelijk en stamelend naar woorden. In omroepland denkt de interviewer goed bezig te zijn, want er wordt immers naar iets wezenlijks geïnformeerd. Beschamend is het. Zondag idem dito.
Zaterdag zat ik in een stationsrestauratie te wachten op iemand die niet kwam, want zijn trein en de harde wind gingen niet samen. Ik vond het niet erg, want ik houd van stationsrestauraties. Helaas zijn er niet veel meer, ik bedoel dus van die ouderwetse, te fel verlichte, waar je uitsmijters en slappe broodjes kroket kunt krijgen, met obers die geen zin in klanten hebben. De stationsrestauratie in Nijmegen had de laatste jaren van zijn bestaan een ober die qua onbeschoftheid moeilijk te overtreffen was, zeker niet als je je bescheiden opstelde.
En toen kreeg hij een naam. En een gezicht, een lachend gezicht. Ahmed Marabet, de agent die door de terroristen werd vermoord in de straat waaraan het kantoor van Charlie Hebdo ligt. Hoe ze daarbinnen tekeer zijn gegaan, daarvan kun je je nauwelijks een voorstelling maken. Wel van wat er op straat gebeurde, want dat hebben we allemaal gezien. Eerst volledig, daarna kwam het beeld op zwart op het moment van de moord, maar we hoorden wel het schot en wisten wat zich daar voltrok. Wat is erger, het complete filmpje of het andere?