Op de markt zie ik ze heus wel staan, mannen en vrouwen met opvallende jasjes aan, flyers onder de arm en een wervende oogopslag, ook van de partij waarop ik volgende week ga stemmen. Laatste overkwam me de afgelopen jaren niet zo vaak: dat ik het nu al wist. Ik bleef lang zwevend en daar had ik verder geen bezwaar tegen, best lekker tijdje zwevend te zijn.
Dagen kunnen verkeerd beginnen. Op de badkamer valt wat, dopje van tandpastatube of zoiets, en je kunt het niet meer vinden, terwijl de badkamer niet bepaald een balzaal is. Je wilt er niet meer van maken dan het is, maar toch gromt er lichte irritatie. Met het koffiezetapparaat gaat er wat fout, nee, niet met het apparaat, je vergeet het kopje startklaar te zetten. Niet echt belangrijk, maar toch is dat het moment waarop je zou moeten besluiten terug naar bed te gaan, even de ogen te sluiten, minuut of tien, en dan opnieuw met de dag te beginnen.
In Utrecht ken ik maar een paar straten. Ik kom er regelmatig, midden in het land is het makkelijk afspreken, maar meestal op dezelfde plekken. Nu moet ik ergens zijn waar ik nog nooit geweest ben.
Zaterdagmiddag hield ik een toespraakje bij een brug die tot voor kort alleen maar een nummer had, maar nu een naam, de naam van een schrijver met wie ik bevriend was en die in 2005 doodging, pas 42 jaar oud, Karel Glastra van Loon. Hij schreef een paar boeken waarvan één hem beroemd maakte: De Passievrucht.
Er zijn belangrijke kwesties die een kneuterige uitstraling hebben. Sterk voorbeeld: de plastic wegwerpzakjes. Supermarkten stoppen ermee. Mooi zo, denk ik dan, terwijl ik meteen toegeef dat ik eerder nooit dacht dat het moest gebeuren. Ik moet ophouden met die nonchalante benadering van het dagelijks leven. Als het over het milieu gaat zit ik altijd bevlogen te knikken, maar beseffen dat die plastic wegwerpzakjes ook niet aan de haak zijn, ho maar.
In een van de zalen zat in een hoek een man, denk een zestiger, met zijn rug naar alles toe, diep in gedachten verzonken. Hoe hij aan die stoel kwam, geen idee, maar ik had daar best ook wel willen zitten, even. Ik was op de Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum. Twee maanden geleden kaartje gekocht, gisterochtend was er een mogelijkheid, om half 10. In de lange rij voor de ingang in de kille winterse buitenlucht stond ik te popelen.
In principe moet het toch makkelijk te onthouden zijn: 1 maart Nationale Complimentendag, gisteren dus. Ik onthoud veel, krijg ik vaak complimenten over. Hebben we bijvoorbeeld over een gebeurtenis van twintig jaar geleden en dan schieten me details te binnen als tijdstip van de dag, welke muziek we hoorden, het weer, dat soort dingen. Ik prijs me gelukkig dat ik veel opsla zonder dat ik er mijn best voor hoef te doen, het zit nu eenmaal in me, hoort ook bij mijn werk.
Toen ik gisterochtend iets na zevenen de radio aanzette, meende ik in een gesprek met een psycholoog of een soort psycholoog te zijn terechtgekomen. Kwam door toon en woordkeuze. Ik kon hem moeilijk volgen. Mij schoot een nieuw woord te binnen. Ik ken het een paar dagen: Ruttelen. Komt van Robbert Wigt, de schrijver van een boek over onze premier dat Supergaaf heet. Ruttelen betekent nogal wat, maar kort gezegd komt het neer op veel zeggen, maar niets beweren. De heer Rutte is daar sterk in. Hij niet alleen trouwens.
Toen Johan Remkes vorige week de Machiavelliprijs kreeg, werd in de toelichting gezegd dat die ook was omdat hij een brug sloeg tussen Den Haag en de gewone mensen. Ik twijfel aan die brug, maar denk dat het zo gezegd is: een brug slaan. Er zijn mensen die bruggenbouwers worden genoemd. Ken ze niet persoonlijk, maar voel ontzag als het over iemand gezegd wordt. De heer Remkes is ongetwijfeld bruggenbouwer, anders zou hij geen brug kunnen slaan tussen Den Haag en gewone mensen.
Wekelijks lees ik de Donald Duck, al min of meer levenslang. Op het omslag staat dat het `een vrolijk weekblad’ is. Dat is waar. Op donderdag wordt het bezorgd en meestal begin ik meteen te lezen, ook al heb veel aan mijn hoofd, in ieder geval één verhaal, zeker wanneer er een avontuur van Midas in staat, De Grote Boze Wolf. De voorspelbaarheid ervan kalmeert me. Van het belangrijkste personage uit het tijdschrift, Donald Duck, leer ik met ieder nummer dat ik niet meer moet willen dan mogelijk is. Iedere keer is dat nuttig.