Soms wil je iets meteen klein houden, terwijl het best groot is. Voorbeeld: je hoort ergens in huis iets omvallen, behoorlijk klap waarin zich ook gerinkel voordoet. Heb dan enorm de neiging net te doen alsof er nauwelijks wat aan de hand is. Straks wel even kijken, heb nu iets anders aan mijn hoofd.
Afgelopen dagen hoorde ik op de radio vaak een gesprek met sportminister Conny Helder die vandaag in Qatar is. Daar gingen die gesprekken over: hoe ze zich daar gaat gedragen. Doet ze die band om, begint ze over mensenrechten? Aan de minister was sterk te horen dat ze die vragen behoorlijk vermoeiend vond. Ze gaf telkens antwoord, maar die antwoorden had ze net zo goed niet kunnen geven, het waren vooral omtrekkende bewegingen. Waarschijnlijk kon ze ook niet anders, want ze heeft het niet zelf voor het zeggen.
Op zoek naar ingrediënten voor een surprise kom ik in winkels die ik normaal nooit bezoek. Twee, om precies te zijn, maar meer hoeven niet. Het zijn winkels waar louter dingen te koop zijn die niemand echt nodig heeft. Hebbedingetjes, voorwerpen waarvan je misschien zegt `Hé, wat geinig’, decoratieve rommel.
Vandaag is de dag van het Groot Dictee der Nederlandse taal, uitgezonden in het programma van Frits Spits, De Taalstaat. Vorig jaar mocht ik meedoen en ik eindigde hoog, wat ik uiteraard graag nog even kwijt wil, ook omdat het voor mij een van de hoogtepunten van het jaar was. Zenuwslopende gang van zaken, dat wel.
Soms begrijp ik begrip niet. Maar eerst moet ik zeggen dat ik niet wist dat scholieren in de klas hun mobieltje binnen handbereik mogen hebben. CDA wil dat verbieden. Hoogleraar mediaopvoeding Peter Nikken heeft begrip voor die mobieltjes. Ja, dat is het begrip dat ik niet begrijp. De hoogleraar zegt dat het `een medaille met twee kanten’ is. Het mobieltje informeert de leerlingen onmiddellijk over roosterwijzigingen, huiswerk enzovoort.
In de tweede helft van de jaren vijftig ging ik voor het eerst naar school, in Nijmegen, in een straat die niet meer bestaat. Die school was geen bewaarschool meer (woord raakte in onbruik), maar gewoon kleuterschool. Nou ja, gewoon, niets is gewoon, maar het was mijn status in de samenleving: kleuter.
De vroege ochtenden wordt steeds winterser. Vind het allerminst erg er doorheen te lopen. Ook prima dat het langer stil op straat blijft. Gisterochtend zag ik aan de overkant de zangeres die nog niet zo lang geleden grensoverschrijdend tekeerging in de buursupermarkt. Aan haar linkerhand bungelde een netje mandarijnen, sympathieke bagage.
Er gebeurt zo veel dat ik nog niet echt de ruimte vind om in Sinterklaasstemming te komen. Gisteren zag ik er gelukkig een, ik bedoel Sinterklaas. Hij kwam uit een grijs busje van een stukadoorsbedrijf en liep naar een flatgebouw. Busje reed haastig verder. Er was geen Piet uitgestapt, wat de kleine wandeling van Sinterklaas iets eenzaams gaf. Hij liep overigens waardig, alsof hij werd gadegeslagen door een enthousiaste menigte. Was niet zo. Er was nauwelijks een mens te zien.
Wat ik vaak heb: met iets bezig zijn in huis, klein klusje (ik doe alleen maar klusjes als ze klein zijn) en dan gaat de bel of word ik door iets anders afgeleid. Wanneer ik weer bij het klusje ben, ligt een essentieel ding, schroevendraaier, rolletje plakband, niet meer op de plek waar ik het zojuist achterliet. Ik kijk goed om die plek heen, maar nee, weg. Felle irritatie. Ik ga in huis lopen roepen: “Wie heeft die schroevendraaier gepakt?” “Welke schroevendraaier?” klinkt het van elders. Ah, je vraagt niet zomaar welke schroevendraaier.
Bijna overal zie ik Louis van Gaal geciteerd die tijdens een persconferentie heeft gezegd: “We can come an end.” Is vreemd Engels, maar ik heb waardering voor de poging van de bondcoach duidelijk te maken wat hij bedoelt. En volgens mij begrijpt iedereen hem, ook door hoe erbij kijkt. En om dat begrip gaat het natuurlijk. Louis van Gaal wordt niet geremd door schaamte.