Belangenbehartigers van tuincentra en woonwinkels trekken aan de bel: ze zijn bezorgd over hun horeca. Vanwege de coronapas. Ze vrezen gedoe, ze willen `noodgedwongen’ geen `politieagentje’ spelen.
Moet een vorm van geluk zijn. Dat denk ik als ik in Maastricht uit de trein ben gestapt en achter een min of meer bejaard echtpaar loop dat klaar is voor een fikse wandeling. Rugzakjes. Nordic Walking stokken. Stevig schoeisel. Het meest opvallend zijn de korte broeken die ze aan hebben, niet alleen omdat de korte broekentijd is afgelopen, maar vooral omdat het van die korte korte broeken zijn. Ze doen me denken aan gymnastieklessen in een andere tijd, ver achter ons, toen niemand zich bekommerde om de uitstraling van sportkleding.
Als er door de gangen van onze lagere school een vrouw liep, was dat opmerkelijk, een rooms-katholieke jongensschool, geleid door religieuze mannen die geen paters maar `broeders’ waren. In dat kleine universum speelden meisjes geen rol. Vrouwen al helemaal niet. Ja, Maria, de moeder van Jezus, maar dat was toch wat anders.
Een matige Prinsjesdag is het vandaag. Er kan en mag weinig in Den Haag, het land is politiek volstrekt verschraald en wat er overblijft zijn alleen de hoedjes die nog voor enige opwinding kunnen zorgen.
“Meneer, ik heb er geen woorden voor.” De man die dat tegen me zegt, heeft het niet over onze politiek, nee, over pakjes. Hij staat achter de balie van het postkantoor. Hebben we hier tegenwoordig weer in de buurt. Fijn! Pakjesbezorging is een prima onderwerp op kleinschalige verjaardagsavondjes die dreigen te verstarren. Iedereen heeft er wat over te zeggen en niemand is er op en top tevreden over.
Voor de zomer werden twee presentatoren van een praatprogramma de laan uit gestuurd, omdat hun programma urgentie miste. Ik kan me niet herinneren dat er toen in andere praatprogramma’s veel gepraat is over wat dat nu precies is, urgentie. Terwijl praten over televisie toch het meest urgente onderwerp in televisieprogramma’s is, reden voor mij waarom het niet meer zo urgent is dat het allemaal mee te maken. Mijn urgentie ligt ergens anders.
In de Amerikaanse Catoctin Mountains bevindt zich Camp David, het buitenverblijf van de president waar hij grote nationale en vooral internationale problemen overdenkt en vaak ook oplost. We kennen de foto’s waarop hij lachend te zien is in gezelschap van wereldleiders die ook lachen. Meestal houden ze elkaar sympathiek vast. Ze hebben truien aan en geblokte houthakkersjasjes, bij mooi weer overhemden die we in een andere tijd vrijetijdsoverhemden noemden. Als de koffers weer zijn gepakt, ziet de wereld er anders uit, in ieder geval even.
Zal het woord `anderhalvemetersamenleving’ ook verdwijnen? Hoe lang duurt dat? Vanaf 25 september bestaat de samenleving die zo heet, niet meer. Als je zoiets zegt, klinkt dat vreemd. Wat komt daarvoor in de plaats? Ja, een andere samenleving, maar hoe gaan we ons daarin gedragen? Ik heb het niet over alle mooie gevolgen voor het openbare leven, bijvoorbeeld de culturele evenementen die weer gaan tintelen.
Morgenvroeg moet ik om half acht bij de tandarts zijn. Toen die afspraak werd voorgesteld, zei ik: prima. Herinner me dat ik erbij dacht: dan is er nauwelijks tijd ertegenop te zien. Zijn weinig mensen die zich op het bezoek aan tandarts verheugen, wat me echt een nadeel lijkt van dat verder zo mooie en nuttige beroep.
We weten wat ze zullen zeggen, maar de persconferentie van de premier en minister Hugo gaat gewoon door. Je moet er altijd bij melden dat ze demissionair zijn, opdat niemand denkt dat er plotseling een nieuwe regering is. We weten niet meer wat we ons daarbij moeten voorstellen, bij een nieuwe regering. In het begin van de coronatijd wachtten we die persconferenties gespannen af, ook al wisten we toen óók wat er gezegd ging worden, maar we hoopten toch dat het wat minder erg was dan we dachten. Was nooit zo, daarom ook wel goed dat we hoorden wat we al wisten.