Mijn boekhandelaar ziet er ontregeld uit. Hij zegt: “Het laatste halfuur kwamen er al twee keer jongens langs die vroegen of ik een heitje voor een karweitje had.” Wist niet dat het nog bestond, heitje voor karweitje, en zeg dat het bijzonder is dat padvinders het nog doen. Mijn boekhandelaar kijkt verbaasd en ik zie dat mijn opmerking volstrekt passé is, dat er helemaal geen padvinders zijn die langs de deuren gaan, maar gewoon jongens die wat vakantiegeld bij elkaar willen sprokkelen. In een tijd vol personeelsgebrek is het handig. Klein gat in de markt.
Wat je nooit meer ziet, is bermtoerisme. Inderdaad, een woord uit een andere tijd. Niet dat ik het mis, maar mij interesseert altijd waarom iets ineens verdwijnt, niet helemaal ineens, maar wel min of meer. Er zijn natuurlijk minder bermen die zich daartoe lenen, maar zoals voor bijna alles geldt: voor wie echt wil is haast niets onmogelijk.
Waarom begin ik nu ineens over Arie Boomsma? In mijn omgeving zijn veel mensen die een beetje raar lachen als je Arie Boomsma ter sprake brengt. Weet niet waarom. Waanzinnig positieve man, misschien is dat het. Ik leg het uit. Waarom ik over Arie Boomsma begin dus.
Raar nieuw woord: Rolexroof. Terwijl ik nooit aan Ali B denk, gelukkig, nu even wel, want hij was er ooit het slachtoffer van. Horloge kostte 20.000 euro. Oog in oog met de struikrovers stond hij het meteen af. Met zijn collega Lil Kleine was ook zoiets aan de hand. Het fijne ervan weet ik niet meer, maar hij is iemand van wie het fijne me nauwelijks interesseert.
Het flatgebouw heette een appartementencomplex. Klonk beter. We kwamen er te wonen halverwege de jaren zestig. Het lag aan de rand van Nijmegen, met de polder als uitzicht. Voor het gebouw was een grasveld met daarop een hoge vlaggenmast. Nieuwe bewoners moesten ervoor zorgen dat de vlag gehesen werd wanneer dat de bedoeling was. Bij ons nam mijn vader die taak op zich. Mijn moeder knikte bezorgd toen hij dat zei.
Twee jaar geleden was de heer Remkes (`brandjesblusser’) voorzitter van een commissie die zich boog over de stikstofkwestie. Titel eindrapport: Niet alles kan overal. Ik weet nog dat ik dacht: graag was ik daar zelf mee gekomen. Kraakheldere woorden die werkelijk in iedere situatie enorm bruikbaar zijn. Soms schiet het zinnetje me in de vroege ochtend te binnen. Terwijl ik met scheerschuim in de weer ben, probeer ik structuur aan te brengen in de dag die volgens mij veel te vol is.
Overal hier in huis staan of liggen boeken, maar er is één kast met daarin de boeken die ik altijd meteen wil kunnen vinden. Om het een beetje pathetisch te zeggen: de boeken van mijn leven. Al die boeken ken ik door en door, maar ik wil ze telkens nóg beter kennen. Daarom ga ik er graag en vaak in op avontuur. Alles van Remco Campert is daar, ruim anderhalve plank. En in mijn werkkamer staat naast mijn bureau zijn boek Dichter, zijn verzamelde gedichten. Daarin lees ik dagelijks even. Ik geloof dat ik niet zonder kan.
Wanneer het was, weet ik niet meer, waarschijnlijk langer dan tien jaar geleden: er was een landelijke staking van het openbaar vervoer, een harde actie. Al weken van tevoren over gesproken, kranten stonden er nogal vol van, maar er was één iemand die dacht dat het niet zo’n vaart zou lopen, iemand die dat iets te vaak veronderstelt. U begrijpt het: uw columnist. Zelfs in deze krant werd gemeld dat ik onrustig op het perron stond en me afvroeg waar de trein bleef. Ik schaamde me, maar dat doe ik al gauw.
Mijn huisarts zegt nooit dat ze het best moeilijk vindt haar praktijk `zo optimaal mogelijk’ te laten functioneren. Ze is geen klager. Maar ik merk het natuurlijk wel. Bijvoorbeeld aan haar assistent (m/v/x). Begin dit jaar belde je naar de praktijk, vertelde je de assistent dat je last had van je maag en vervolgens kreeg je te horen hoe laat je mocht komen. Maar sinds enige maanden is de assistent ook een soort huisarts.
Iets te warm weer doet ook wat met je gedachten. Gisternacht, 03.10 uur, werd ik geschokt wakker van een woord. Woord was: vuilniszak! Dus niet de zak zelf, nee, het woord ervoor, tien letters, met een uitroepteken erachter. Wat moest ik ermee? Ik probeerde me de droom te herinneren die eraan voorafging, maar dat lukte niet. En wat ook niet goed lukte, was me op slaap te concentreren.