Vreemd, maar om me heen hebben meer mensen last van corona dan tijdens de officiële epidemie. Simpele verklaring: iedereen is wat roekelozer, maar zover ik het kan overzien zijn de mensen die ik ken en ziek zijn geworden, allemaal voorzichtig, in ieder geval even voorzichtig als toen. Ik doe ineens per ongeluk of het lang geleden is, maar dat is het niet. Wat me ook opvalt, is dat juist mensen die haast nooit `iets hebben’, nu geveld op de bank liggen en als ze er weer vanaf komen met vage klachten blijven rondlopen.
Over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen lees je nooit iets waarvan je denkt: hè fijn. Altijd luidt er de noodklok. Na de beëindiging van zijn politieke carrière heeft Alexander Pechtold het daar voor het zeggen en hij kan er allemaal ook niets aan doen, maar als hij de situatie toelicht is dat nooit geruststellend, ook al praat hij sussend, wat hij goed kan. Nu is de wachttijd voor het examen een heet hangijzer. Die gaat door het dak, zoals dat heet. Kan oplopen tot vijf maanden.
Stom dat ik er niet aan gedacht had, maar Koningsdag gaat natuurlijk door dit jaar. Woorden die erbij horen: eindelijk weer. Ander woord: uitlaatklep. De foto gisteren op pagina 3 van deze krant kwam hard aan. Ik houd niet van massale bijeenkomsten, ook niet van de kleur oranje, ligt dus aan mij. Ook de kop boven het artikel hakte erin: dat we gaan feesten `met Oekraïne in het achterhoofd’. Ik snap de goede bedoelingen, maar laten we alsjeblieft niet raar doen.
Op 4 november 1963 kreeg mijn vader van mijn moeder voor zijn verjaardag de Dikke van Dale cadeau, het groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Mijn vader werd veertig, het boek was een enórm cadeau, mijn moeder had er in het geheim voor gespaard. Bij ons thuis was toen minder geld dan later gebruikelijk werd, het was een forse uitgave. Ik was erbij toen mijn moeder hem het cadeau overhandigde, haar trots maakte haar nog vrolijker dan anders. Het was aan mijn vader te zien dat hij het niet had verwacht, hij zag er overrompeld en dolblij uit.
Zondag begon de lente van dit jaar. Ik dacht het gisteren was. 21 maart zit al levenslang in mijn hoofd als officiële lentedatum, het seizoen van nieuw licht, nieuw leven en optimisme. Vaak trekt de natuur zich weinig aan van wat er in de wereld gebeurt. Gisteren zag ik in een paar kranten foto’s van dode mensen in de straten van verwoeste steden, om heen de rook van nog meer gruwelijk geweld. Mogen we het dit jaar wel over de lente hebben?
Wéér is het Finse volk het gelukkigste van de wereld. Onderzoekers stelden het vast voordat de oorlog begon, maar toch. Ik begrijp dat de Finnen onder meer zo gelukkig zijn omdat iedereen daar bereid is anderen te helpen. Ook zijn ze erg gezond en is er geld genoeg. Wat weet ik weinig van de Finnen af! Ik heb, geloof ik, nog nooit een Fins boek gelezen. Finse muziek, geen idee. O ja, Sibelius. Ik zal vast weleens een Finse film hebben gezien, maar daarvan herinner ik me niets, terwijl ik best een goed geheugen heb.
Gelukkig wordt me zelden gevraagd wat er door me heen gaat. Die vraag is alleen aan de orde wanneer topsporters een topprestatie geleverd hebben. Ik ondervind wel andere erge vragen, zoals: “Is er iets?” Of: “Waarom vraag je dat?” Ook erg: “Wat bedoel je?”, terwijl het glashelder is wat je bedoelt, de ander is het alleen niet ééns met wat je bedoelt, vandaar: “Wat bedoel je?”
Sommige dingen veranderen nooit, gewoon omdat het niet kan. De dag na de verkiezingen lees je vaak dat de opkomst historisch laag was, dat de grootste partijen de grootste blijven maar wel inleveren, en waarom mensen niet gestemd hebben (“Het leeft hier niet zo”). Zo hoort het, dat is de Nederlandse politiek.
Belachelijke hoeveelheid glaswerk! Staat allemaal in een kast die ik dagelijks open, maar nog nooit vond ik het een belachelijke hoeveelheid. Stuk of tien jeneverglaasjes bijvoorbeeld. In dit huis is zeker al twintig jaar geen jenever meer gedronken. Is van een tijd die voorbij. Maar niet alleen jeneverglaasjes. Voor iedere denkbare drank staat er meer dan genoeg. Kan de bezem doorheen. Sinds eergisteren wonen er vluchtelingen in onze straat, man en een vrouw, twee jonge kinderen. In drie dagen van Oekraïne naar hier.
Wanneer ik dadelijk naar het stemlokaal loop, vol democratische trots, met opgeheven hoofd, borst vooruit, weet ik gelukkig wat me daar te doen staat. Toen ik een stemwijzer had ingevuld, begreep ik wat ik wilde en dat verraste me niet tot mijn opluchting. Er bleven twee partijen over en ik moest nog wat extra vragen beantwoorden. Er won er een, maar ik koos vol overtuiging voor de andere. Zo’n soort wijzer zou ik ook op andere momenten in mijn leven bij de hand willen hebben.