De televisie zet ik niet dagelijks aan, maar als ik dat wel doe en langs de zenders zwerf, tref ik altijd wel ergens Ali B. Dat komt uiteraard doordat de Nederlandse omroepen graag de hele tijd dezelfde mensen uitnodigen. Hoeven ze tenminste niet over andere mogelijkheden na te denken en qua nadenken wordt dan van de kijkers ook niet het uiterste gevraagd, want ze weten wat al die bekende gezichten zeggen, je hoeft echt niet per se te luisteren.
Dat het waar is, kan ik haast niet geloven, maar er zijn kinderen die het fijn vinden dat ze vandaag weer naar school moeten. Ze hebben behoefte aan structuur, zo heet dat. Ik kan me er iets bij voorstelen, maar niet alles. Je moet dat als kind trouwens wel in de regio Noord wonen. Kinderen in de regio Midden en Zuid worden pas later in de klas verwacht.
Aardige vrouw houdt me staande: “Ik wil u even zeggen dat ik zo van uw boek genoten heb.” Het is geen weer om ergens te blijven staan, maar nu vind ik het geen probleem. Het zijn woorden waarvan ik zacht ga spinnen. Ze zegt: “Ja, ik ging met vakantie en toen dacht ik: nu is het tijd voor De zomer en het meisje. Was het al zo lang van plan.”
Soms zijn er verschijnselen die maar ten dele tot me doordringen. Dat zijn er steeds meer, terwijl ik toch goed oplet. Voordat de president van de Verenigde Staten zich er druk over maakte, was ik nog niet blijven haken aan de activiteit die Tik Tok heet. Ik weet wel wanneer ik er voor het eerst getuige van was. Láát, paar maanden geleden. Uit een huis kwam een meisje dat een zeer ongelukkige indruk maakte. Ze was een jaar of 13, denk ik, en meisjes van die leeftijd zijn váák ongelukkig. Ze weten zich met niets en niemand raad, vooral met zichzelf niet.
De straat hier is nu een dikke maand autovrij. Ik heb er al paar keer over geschreven, want vind het een interessant verschijnsel. Het is natuurlijk prettig: er is meer ruimte, ook de parkeerplaatsen zijn aan de straat toegevoegd. Er rijden dus geen auto’s meer doorheen en terwijl je dat voorheen normaal vond, lijkt die gang van zaken langzamerhand ver weg in de tijd. Je voelt je bevoorrecht, want in de straten om je eigen straat heen is het druk en daardoor ook chaotisch, bij jou voor de deur niet meer: mensen worden er vriendelijker en rustiger door.
Dat het niet spectaculair zou zijn, wist ik wel, maar toch was ik nieuwsgierig hoe het zou gaan: maandagavond had ik een afspraak in een café, in principe een simpele gang van zaken, maar het mag niet zomaar van de overheid. Ik verwachtte een goed gesprek aan de voorkant. Zo heet het immers: aan de voorkant. Voorheen gebeurde er nauwelijks iets aan de voorkant, maar die tijd is voorbij. De voorkant hoort bij het hart van ons dagelijks leven.
Gebeurt niet iedere dag, maar vaak tref ik in een van de kranten die ik ’s ochtends lees een zin aan die me niet loslaat. Bijvoorbeeld door een stralende of duistere veelzeggendheid. Gisteren was het er een in deze, op de voorpagina: “Bij recreatieplas De Kuilen bij Mill zette de beheerder de parkeerplaats op slot, maar een aantal recreanten negeerde het verbodsbord en uitte dreigende taal.”
Zaterdagochtend was ik vroeg in de supermarkt. Op een warme dag is het aangenaam dat zo snel mogelijk achter de rug te hebben. Bovendien is het nog vrij rustig. Uurtje later vindt iedereen het belachelijk voorzichtig te zijn.
Bijna altijd druk ik mijn telefoontje meteen uit als een gesprek begint met: “Heb ik het genoegen te spreken met de heer…” Dan korte stilte. “Met de heer T. Verbogt?” Ik weet genoeg, héb al gezegd: “Met Thomas Verbogt.” En dan toch die vraag. Ik moet zeggen: “Nee u spreekt met Vladimir Stepanovitsj.” Maar dat zeg ik niet.