Extraatje. Op dat woord ben ik niet gesteld. Als iemand zegt dat je dat krijgt, ga je automatisch braaf knikken, terwijl je dat helemaal niet wilt, braaf knikken. Helemaal erg wordt het met de toevoeging: “Want dat heb je wel verdiend.”
Fijn hoor, dat interview met de nieuwe `baas’ van de NS, topvrouw Marjan Rintel, gisteren hier in de krant. Het stralende woord `topvrouw’ schrijf ik graag op. Natuurlijk zegt ze `aan het roer’ te komen van `één van de mooiste bedrijven van Nederland’. Is weer eens goed zoiets te horen. In geen enkele treinreiziger zal dat immers opkomen, maar misschien is het wel gewoon waar.
Nieuwe woorden kunnen veel over de staat van het land zeggen. Ik lees bijvoorbeeld: prettest. Mensen melden zich voor een coronatest zonder dat ze klachten hebben: heet prettest. Zelf zie ik me dan bij de GGD aanbellen in clownspak: “Ja jongens en meisjes, clown Thomassie hier voor de prettest! Maar eerst even jongleren in de wachtkamer. Sapperdeflap! Niet zo ernstig kijken.”
Op de deur van een huis hier om de hoek hangt een briefje aan een stukje plakband. Er is een brievenbus, maar blijkbaar moet het briefje óp de deur. De bewoner moet het zien vóór het openen van de deur. Briefjes in het openbare leven kunnen me interesseren. Zijn niet voor mij bestemd, maar ja, openbaar leven is openbaar. Als ik in het winkelwagentje van de supermarkt een achtergebleven boodschappenlijstje zie liggen, kijk ik daar ook even naar. Lezen is een groot woord. Soms schiet een woord omhoog: gezinspudding bijvoorbeeld.
“Betaalt u cash of met pin?” vraagt het meisje bij de kassa. Ik sta in een filiaal van een drogisterijketen en weet niet wat het goede antwoord is op deze vraag. Als ik cash zeg, maak ik volgens mij een slechte beurt en doe ik net alsof er niets aan de hand is om ons heen. “Pin,” zeg ik. Het meisje wijst naar links: “Moet u bij de zelfscankassa zijn.” Ze heeft grote vriendelijke ogen vol verwondering.
Zaterdag hoorde ik radionieuwslezer bekendmaken dat de oliebollenkramen dit jaar niet op 1 november in werking treden, maar al op 1 oktober. Waarom dat is, zei de nieuwslezer er niet bij. Waarschijnlijk omdat we steeds ongeduldiger worden. Ik wist trouwens niet dat oliebollenverkopers dat niet zelf mochten bepalen, maar dat de overheid een vinger in het vet heeft. De laatste volle week van augustus begint, volgende week zit de r al in de maand, de pepernoten komen in de schappen van de supermarkt, het jaar begint op te schieten.
Of het een probleem is, weet ik niet, maar voor sommige reclame ben ik gevoelig. Nee, géén probleem, er zijn ergere dingen. Als je trouwens je eigen gevoeligheid in de gaten hebt, is er niets aan de hand.
Wat is dat nu weer, dacht ik toen ik een nieuwe term tegenkwam: het Diederik Gommers-effect. We weten allemaal wie Diederik Gommers is. Als medisch specialist in intensieve zorg was hij de afgelopen maanden vaak in praatprogramma’s te zien. Er zijn van die mensen naar wie je meteen luistert, bijvoorbeeld omdat je hen zo betrouwbaar vindt, geloofwaardig. Diederik Gommers is zo iemand. Toch is dat niet het Diederik Gommers-effect.
Zelf vind ik zes mensen op bezoek al best veel. Dat meer niet mogen is geruststellend. Met zes mensen over de vloer is de kans dat ze gaan dansen minder groot dan wanneer het er meer zijn. We moeten trouwens van tevoren afspreken dat het geen feestje wordt. Hoeft niet moeilijk te zijn. Uit recente berichtgeving begrijp ik dat de behoefte fors te feesten schreeuwend en haast onstuitbaar is, maar onder eigen dak kan ik mijn grenzen stellen. Geen polonaise, heeft de premier duidelijk gezegd.
Er is veel waarover we ons enorm druk moeten maken, grote en kleine kwesties, in heden en toekomst. Ik pleit ervoor de kwesties die nog kleiner dan klein zijn ook de ruimte te geven. Ook die hebben recht op drukmakerij. Bijvoorbeeld het tabletje dat tandpasta moet vervangen. Je moet er even op kauwen en dan met de borstel in de weer gaan. Dan kan die tandpastatube weg, want die belast het milieu behoorlijk, immers: plastic en aluminium. Bovendien zijn de tubes die we weggooien haast nooit helemaal leeg. Vaak blijft er zo’n 15 procent pasta achter.